Waarom tanken met Euro 98 vaak zinloos is: mobiliteitsexpert legt uit.

‘Excellium’, ‘Premium’... Uit een praktijktest van het VTM-programma ‘Ze zeggen dat’ bleek dat je in het tankstation zeker niet voor de ronkende brandstofnamen moet kiezen voor je wagen. Maar hoe zit het met Euro 95 (E10) en Euro 98 (E5)? Het prijsverschil tussen de twee loopt voor een gemiddelde tank ook al gauw op tot 4 euro. Wat kies je best: de goedkopere Euro 95 of de duurdere Euro 98? Onze mobiliteitsexpert Brecht Vanhaelewyn legt uit wat de verschillen zijn.
Euro 95 en Euro 98 bestaan niet meer
De benamingen Euro 95 en Euro 98 slaan op het octaangehalte van de benzine. Dat is een koolwaterstof die erin is opgelost en die een indicatie biedt van hoe ‘klopvast’ de benzine is. Hoe hoger het getal, hoe beter de benzine presteert in motoren onder hoge druk of in moeilijke omstandigheden. Als je moet starten bij koud, vochtig weer bijvoorbeeld. Dat doe ik later verder uit de doeken. Want eerst dit: Euro 95 en Euro 98 bestaan niet meer. Je ziet de cijfertjes nog wel op de pomp, maar het is de bedoeling dat ze vroeg of laat verdwijnen.
Sinds 2017 zijn de officiële benamingen daarvan vervangen door respectievelijk E10 en E5. De E staat voor ethanol en het cijfer voor de maximale hoeveelheid die eronder gemengd is. In de oude 95 zit tot tien procent ethanol - dus E10. In 98 tot vijf procent - E5. Euro 95 of E10 is goedkoper dan Euro 98 of E5.
In theorie kan E10 (Euro 95) alles bevatten van nul tot tien procent ethanol, en E5 (Euro 98) alles van nul tot vijf procent. De cijfers zijn maximumpercentages. Brandstoffabrikanten mogen dus brandstoffen maken zonder ethanol. Alleen gebeurt dat in de praktijk niet. Er is immers nog een overkoepelende doelstelling over ethanolgebruik die eigenlijk alleen haalbaar is wanneer brandstofproducenten dicht bij de maximumpercentages blijven. Ga er dus maar van uit dat je effectief tien en vijf procent ethanol tankt.
Wat doet ethanol in onze brandstof?
Ethanol wordt in de eerste plaats om milieuoverwegingen aan brandstof toegevoegd. De productie ervan is minder belastend voor de planeet en het is een perfect goede brandstof. In delen van Latijns-Amerika wordt zelfs op louter ethanol gereden, omdat ze die er makkelijk kunnen maken. Toch heeft het een paar ‘vervelende eigenschappen’ waar sommige eigenaars zich maar beter van bewust zijn.
Ethanol heeft om te beginnen een lagere energiedensiteit dan de benzine waar het mee vermengd wordt. Dat wil zeggen: een tikkeltje meer verbruik en wat minder klopvast. Ten tweede reageert het op een andere manier met water dan benzine. Het wil daar wél mee binden. Maar dat is iets dat eigenlijk alleen speelt wanneer je abnormaal lang niet met een auto rijdt. En wat je tenslotte vooral moet weten: omdat het feitelijk alcohol is, is ethanol een oplosmiddel. Dat is vooral voor oudere auto’s slecht nieuws.
Wat betekent dat in de praktijk?
Normale, ‘hedendaagse’ wagens - dat wil zeggen, van de laatste vijftien à twintig jaar - zijn in regel helemaal voorzien op ethanol. Ze controleren de verbranding in de motor nauwgezet en compenseren voor eventuele ongunstige eigenschappen. Met andere woorden: je tankt gewoon E10 en je merkt er helemaal niks van. Alleen wanneer de autofabrikant expliciet E5 (98) aanbeveelt, is het zinvol om die brandstof te overwegen. Die aanbeveling staat in principe aan de binnenkant van je tankklep.
Een voorkeur voor E5 zal je vooral bij sportwagens terugzien. Die verbranden brandstof onder hogere druk en bij hogere temperaturen om er meer energie uit te persen. Zij hebben daarom baat bij een brandstof die beter bestand is tegen die omstandigheden. Maar ook daar: de auto kan in bijna alle gevallen compenseren voor de aanwezigheid van meer ethanol. Het is zelfs twijfelachtig of je eventueel prestatieverlies kan voelen. In theorie verbruik je wat meer wanneer je rijdt op E10 (95) in plaats van E5 (98) - vanwege de wat lagere energiedensiteit van de brandstof. Maar in de praktijk zijn de verschillen nauwelijks meetbaar.
Het wordt een ander verhaal bij oudere wagens. Die zijn gevoeliger voor de eigenschappen van de brandstof. Bovendien vereisen hun motoren nog meer smering en zijn de leidingen en de pompen vaak minder of niet bestand tegen het effect van ethanol. Dat geldt in het bijzonder voor oldtimers en klassieke wagens. Die tanken beter het duurdere E5 (Euro 98). Het gebrek aan smerende eigenschappen van de benzine kan opgevangen worden met additieven, die je er bij de tankbeurt uit een flesje bijgiet. Dat wordt meestal omschreven als een ‘loodvervanger’.
Wanneer het gaat over auto’s die lang stilstaan, kan ook een (goede) brandstofstabilisator worden toegevoegd. Die bewaart de integriteit van de benzine en biedt weerwerk aan de neiging van de ethanol om met water te binden. Die additieven temperen vaak ook het effect van ethanol op andere componenten, zoals de brandstofvlotters om het peil te kunnen aangeven, de brandstofpomp, carburatoren en leidingen. Bij oude voertuigen zitten in al die dingen bijvoorbeeld dichtingen die niet noodzakelijk ethanolbestendig zijn.
Moet ik het doen voor de centen?
De conclusie? Behalve in heel specifieke gevallen (exclusieve sportwagens, oude auto’s) is E5 of Euro 98 tanken eigenlijk zinloos. Het kost alleen maar meer. Momenteel mag E10 maximaal 1,626 euro kosten, E5 1,706 euro per liter. Daardoor loopt voor een gemiddelde tank – van pakweg 45 liter – het prijsverschil aan de pomp op tot bijna 4 euro extra voor E5. Voor hedendaagse auto’s is er geen voelbaar verschil en je kan het prijsverschil onmogelijk compenseren met de nauwelijks meetbare verbruikswinst.
Bron www.hln.be