Deze 3 uitrustingen kunnen de waarde van je oldtimer onderuithalen

Porsche_Pasha.jpg

Automaat

Een klassieker onder de klassiekers… en dat is niet toevallig. Tot in de jaren negentig (en bij sommige modellen zelfs nog veel later) kwamen automatische versnellingsbakken vaak van grote Amerikaanse leveranciers. Ze hadden meestal maar drie verzetten, schakelden traag en gebruikten een koppelomvormer die met veel enthousiasme het motorkoppel opslokte... Daarom mag je er gemiddeld van uitgaan dat een klassieker met een automatische versnellingsbak ongeveer 20% minder waard is dan een gelijkaardig exemplaar met een handgeschakelde bak. Uiteraard is dat een gemiddelde: het hangt sterk af van de algemene filosofie van het model (GT, comfortabele berline) en van hoe zeldzaam elke uitvoering is.

Schuifdak (afhankelijk van het model)

In de praktijk is een schuifdak vaak een fijn alternatief voor een cabriolet: je voelt minder tocht en meestal behoudt de auto ook zijn stijfheid. Een win-win? Niet altijd, het hangt af van het model. Zo wordt een schuifdak er vaak van beschuldigd om de lijn van de auto te ‘verpesten’, zeker bij coupés. Daarnaast maakt zo’n dak de constructie complexer en verhoogt het risico op lekken en dus ook op roest, wat tot hoge facturen kan leiden. Bij klassieke berlines is het prijsverschil eerder klein, maar bij grote GT’s speelt het wel een rol: Ferrari 250 GT’s of Aston Martin DB6’s met schuifdak blijven vaak langer te koop staan dan vergelijkbare modellen zonder, ondanks de zeldzaamheid van dat dak.

En dan zijn er nog de Porsche Targa’s. Dat zijn natuurlijk veel meer dan gewone schuifdaken, maar technisch gezien klopt de benaming wel. De waardedaling is opvallend bij deze versies, die vaak (onterecht?) beschuldigd worden van het ‘verknoeien van de lijn en de stijfheid van de 911’. Voor heel wat andere modellen wordt een schuifdak wél als een welkome verluchtingsoptie beschouwd.

Lederen zetels (afhankelijk van het model)

Hier wordt het wat subtieler. In de meeste gevallen betekenen mooie lederen zetels echt een meerwaarde, zeker als de andere interieurafwerkingen eerder basic zijn. Maar er zijn uitzonderingen: soms is leer net niet de favoriete optie van kenners.

Even een geschiedenisles: tot het einde van de jaren 1920 was de ‘coupé-chauffeur’ een veelgebruikt koetswerktype. Dat was een auto met een gesloten achterzijde en een open voorkant. Omdat zulke voertuigen meestal door een chauffeur werden bestuurd, werd het edelste materiaal – vaak stof of fluweel – voorbehouden aan de eigenaar achterin. De chauffeur moest het stellen met een materiaal dat beter bestand was tegen weer en wind, namelijk leder. Pas veel later werd leder beschouwd als een begeerd luxe-item.

Lancia’s (en dan vooral de Aurelia’s) uit de jaren vijftig zijn vaak meer gewild met stoffen zetels (van zeer hoge kwaliteit) dan met lederen exemplaren. Porsche-modellen uit de late jaren zeventig zijn opvallend populairder wanneer ze de beroemde Pasha-bekleding hebben, met dat vrolijk hypnotiserende patroon, in plaats van een volledig lederen interieur. Stoffen bekleding wordt vandaag ook gewaardeerd om de thermische eigenschappen en goede steun, en is zelfs geliefd bij liefhebbers van sommige recente sportwagens, zoals de M3-generaties E30, E36 en E92 (met de bekende Speed Cloth-stof). Ook nu nog worden bepaalde zeer exclusieve Porsche-modellen (zoals de 911 GT3, S/T) besteld met een stoffen inzet in het midden van de zetels.

Tot slot nog dit: zoals altijd in de wereld van oldtimers hangt de waarde niet alleen af van de optielijst, maar ook van hoe goed die opties passen bij het karakter van het model.

Bron www.gocar.be 

Porsche_Pasha.jpg